Victoria

2 augustus Entebbe – Mpigi

Gisteravond hebben we de route nog eens bekeken, het wordt een maand met flink wat hoogtemeters. Oeganda heet dan niet het land van de duizend heuvels te zijn, maar vlak is het zeker niet. We laten dus de laatste overbodige spullen achter in Entebbe. Met ieder zo’n 13 kilo bagage trappen we af. Het is niet ver vandaag, een mooi traject om te starten.

We rijden op het gemak de stad uit. Een bus passeert, het spatbord meldt ‘martyrs’, ik vraag me af wat dit zegt over de chauffeur. Dan zien we het Victoriameer. Hier willen we oversteken. Een mannetje meldt de prijs van de overtocht. De prijs wordt meteen verhoogd als hij Carry ziet. Als ik meld dat de prijs voor mij oké is, maar dat ik alleen ga als mijn man gratis mee mag, lacht hij en is het akkoord.

Vanaf hier is de weg rood en onverhard, het klassieke beeld van een Afrikaanse weg. Het is niet druk, we worden vooral ingehaald door brommers. Ze zoeken net als wij de weg tussen de kuilen door. Kindjes langs de weg zwaaien. We passeren een kudde koeien, ze lopen onverstoorbaar verder.

We zitten allebei met een brede lach op de fiets. Het is zo gaaf om hier te rijden. We laten ons verrassen door de planten langs de weg. De papyrus die thuis staat te verpieteren, staat hier metershoog. Het landschap is mooi. Het is wat bewolkt en prettig warm. Mensen lachen en groeten. En wij rijden lekker door.

In Mpigi is het laatste stukje van de route verhard. Hier is het druk op de weg. Veel kleine witte busjes in diverse staten van onderhoud. Het is een kwestie van ze op het juiste moment ontwijken, want ze stoppen overal om passagiers in en uit te laten. We slaan links af. We moeten nog een laatste stukje naar het hotel met 14% omhoog.

Entebbe

1 augustus Entebbe

Het is 4 uur in de ochtend als we eindelijk landen in Entebbe. Het is zo’n echt Afrikaans vliegveld. Het ziet eruit als de kruising tussen een ziekenhuis en een gevangenis, met tl-balken en rijen loketten. De affiches prijzen Oeganda aan als de parel van Afrika. Een afwijkend affiche doet ons de nekharen overeind staan, hier meldt een Amerikaanse kerk kamerbreed dat haar missie in Oeganda nog lang niet klaar is. De wachtrij duurt lang, ondanks het al eerder geregelde visum. Maar dan heb je ook wat, een stickervisum met een ter plaatse gemaakte pasfoto.

Het is nog donker als we eindelijk buiten staan. Een klein tropisch liggend maantje verwelkomt ons. De taxichauffeur heeft een grote auto. De fietsdozen passen er precies in. Voor ons blijft alleen de voorstoel over. Gelukkig vinden we elkaar aardig, want alleen op Carry’s schoot pas ik erbij. En we willen alleen maar naar bed en slapen.

Na een korte nacht en een extra dutje is het tijd voor praktische zaken. Het is verbazingwekkend makkelijk om een lokale simkaart aan te schaffen en ook de geldautomaat functioneert gewoon. De rest van de middag wandelen we door de botanische tuin. Het verhaal wil dat de eerste Tarzanfilm hier in het stukje jungle is opgenomen. We passeren wat apen, we zien veel groen en we horen over allerlei medische toepassingen, maar het is toch vooral een mooie plek met fantastische uitzichten over het Victoriameer.

Wachten

31 juli Zwolle – Amsterdam – Istanboel

Gisteravond zijn we op het gemak naar Schiphol gegaan. Een overnachting in het hotel naast de luchthaven zorgt ervoor dat we vanochtend zonder stress bij de vertrekbalie aankomen. We stappen in een vertrouwde routine, Carry haalt de fietsen uit elkaar en ik ga in de kelder op zoek naar fietsdozen bij de tijdelijk bagageopslag. De wachtrij is lang, blijkbaar wil iedereen met een overstap zijn spullen even kwijt. Met de dozen overdwars op een karretje hotseknots ik terug naar de vertrekhal.

We verbazen ons over de grote hoeveelheden bagage die iedereen mee sleept. Twee, drie grote koffers per persoon is niet uitzonderlijk. En de rij stagneert. We doen een poging met onze fietsdozen een uitzondering te zijn, maar we moeten gewoon wachten. Het schiet niet op. De tijd wel. We beginnen langzaamaan ongerust te worden. Het schijnt dat de bagagebanden niet werken. Onze onrust neemt toe. Niet nodig, wordt gezegd. Dat klopt, maar het is toch krap. Als we eindelijk zijn ingecheckt is er een rij bij de bagage controle en een lange rij voor de douane. We worden nog even besnuffeld door een geldhond, maar we hebben te weinig cash om op te vallen. Uiteindelijk zijn we precies op tijd bij de gate. Het is alleen jammer dat ons ontbijt er bij in geschoten is.

Onze eerste stop is Istanboel. Het vliegveld hangt vol borden dat ‘magical journeys start here’. Voor ons bestaat de magie uit een wandeling diagonaal over het vliegveld. We zijn dertig minuten onderweg van de ene kant van het vliegveld naar de andere, langs een verbazingwekkende hoeveelheid glim en glamour winkels. Bij de toiletten hangt een bordje dat je je voeten niet in de wastafel mag wassen, maar dat in de gebedsruimte moet doen. Hier komen Azië en Europa bij elkaar, met hijab en volgespoten botoxlippen. Dan zoeken we een goede stoel en wachten tot we kunnen aansluiten in de rij voor de vlucht naar Entebbe.

Varadero

14 maart

We ontbijten in de stad. Zoals altijd hebben we hebben na een paar dagen op dezelfde plek, onze gewoontes. Eerlijk gezegd hadden we de eerste dag een beter koffietentje maar dat kunnen we niet meer vinden. Het wordt vandaag een ontbijt zonder koffie of thee want er is geen stroom. Dat verklaart meteen waarom het ook bij de omliggende koffietentjes zo rustig is. We zitten langs de doorgaande weg. We genieten nog even van alles wat er langs komt, de paardentaxi’s, de fietstaxi’s, de toeristenbussen op weg naar een dagje Havanna, de hippe meisjes met hun telefoon in de hand. Mijn eigen telefoon is al simkaart-loos. Mijn gehuurde simkaart heb ik gisteren ingeleverd, want op Cuba zijn overal creatieve oplossingen voor, ook voor simkaarten.

Het blijft ons verbazen hoe we ons op de fiets deel van deze wereld voelen en hoe anders het is als we gewoon toerist zijn. We hebben geen armbandje zoals de toeristen van de all-inclusive hotels, we wandelen overal heen zonder een taxi te nemen, maar toch missen we onze fietsen. Ze staan al ingepakt bij Arnaldo in de garage. Ook het fietsen op Cuba hebben ze prima overleefd. Onze riem riep veel reacties op, dit was helemaal nieuw hier.

Nu is het een kwestie van wachten op de taxi, dan zit de vakantie er op. Al met al hebben we zo’n 950 kilometer gefietst in een verbazingwekkend land. Het barst van de problemen, maar het gaat beter dan op de omliggende eilanden. Het voelt veilig, in alle opzichten, zelfs toen we op de snelweg fietsten. De mensen zijn open en aardig. De zon schijnt. We hebben genoten.

Ramilito

We zitten in de taxi die ons terug brengt naar Santa Marta. Het is een mooi moment om met chauffeur Ramilito te praten over hoe we Cuba niet begrijpen. Het eerste dat hij zegt is dat hij het met zijn 52 jaar ook niet snapt. Maar hij vertelt. Langs de snelweg liggen verwaarloosde velden. Hier werd voorheen rietsuiker verbouwd. Toen was Cuba wereldleider, nu importeren ze suiker uit Colombia. Dat doet hem zeer. De neergang van de USSR speelt een rol, maar ook het feit dat boeren weinig en laat betaald krijgen door de staat.

We rijden door een dorp waar mensen met aardappels langs de weg staan. Deze worden verbouwd op velden van de staat. Ze worden ‘illegaal geoogst’ en verkocht. Een vrachtwagenchauffeur krijgt een vastgestelde hoeveelheid benzine per kilometer. Als hij zuinig rijdt houdt hij diesel voor eigen gebruik over. Zo vertelt Ramilito het ene verhaal na het andere. Hij zegt dat hij voor de staat werkt en dat de rit van vandaag zwart is. Het is duidelijk, iedereen heeft zijn eigen creatieve manier om het hoofd boven water te houden.

Creativiteit is nodig, want officiële lonen en pensioenen zijn onvoorstelbaar laag. Ramilito’s vader heeft na 40 dienstjaren een pensioen van 1500 peso per maand ofwel 5 euro en zijn vrouw verdient 2500 pesos. En wat inflatie betreft, toen we het land binnen kwamen kregen we 295 pesos voor een euro. Nu is dat al minstens 320. Dat is een inflatie van 8% in drie weken.

Maar als je kijkt op straat, het schemert door alles heen hoe mooi het zou kunnen zijn en ook hoe het geweest is. En mensen zien er goed verzorgd uit, met goede kleding. Uiteindelijk is de uitstraling ondanks alles overal prettig. Wat Ramilito betreft is belangrijkste dat de zon schijnt. Dat maakt het leven goed.

Lente

11 maart Sancti Spiritus – Santa Clara

Onze gastheer Hector maakt een tobberige indruk. Gisteren lachte hij ons uit toen we vertelden dat het druk was in Trinidad. Hij vertelde dat het na Covid nog bij lange na niet zo druk is als ervoor. Tel daarbij de constante stroomonderbrekingen en het verbaast dat niet alle Cubanen tobberig zijn.

Als we de stad uitrijden zien we de rijen wachtenden bij de bakkers. Ook banken zijn te herkennen aan de groepen mensen die staan te wachten. De contrasten in dit land verrassen steeds weer. We rijden langs paardentrams, maar worden ingehaald door elektrische brommers. Het schijnt dat deze geimporteerd mogen worden, maar nieuwe auto’s niet. Die oude Amerikaanse bakken hebben daarom vaak een nieuwe motor.

Er hangt een bord dat Varadero 300 kilometer is. De tijd om dat helemaal te fietsen ontbreekt ons. Daarom hebben we voor het laatste stuk een taxi geregeld. Vandaag is onze laatste fietsdag en de volgende 80 kilometer gaan we deze weg volgen. Er is veel verkeer en er wordt hard gereden. Er hangen zelfs bordjes die aanmoedigen tot veilig rijden. En wat het volgen van de weg betreft, in het eerst beste stadje lukt het me toch om nét niet de hoofdroute te volgen en vind ik mezelf terug in een achterafwijk.

Dan kruisen we de autopista naar Havana en wordt onze weg rustig. Het fietsen schiet niet op. De benen willen niet. Gelukkig is het bewolkt. Een muziekje helpt en een kaaspizza ook. Stel je overigens niet te veel voor van zo’n pizza, de bijbehorende frisdrank is duurder. En als Nederlander zeg ik het niet snel, maar zelfs de regen helpt.

We schuilen in een bushokje. We zijn niet de enigen. Van een brommerrijder krijgen we uitleg over het weer. We komen nu aan de noordkant van het eiland. De golfstroom daar zorgt voor meer ‘kou’ en meer regen. En nee, daar hebben de Amerikanen niets mee te maken. Het heeft tot gevolg dat het al een tijdje regelmatig regent. Het is ons ook al opgevallen dat hier alles al uitloopt alsof de lente begonnen is.

We krijgen nog een buitje. Het landschap is groen, we hebben wat hellingen naat beneden. Ik zit als een blij ei op de fiets. We rijden een stadje binnen. De berm ligt vol vuilnis. Schokkend is het dat mensen er zoeken naar bruikbare zaken.

We logeren in Santa Clara. Hier begon de revolutie toen Che de troepen van Batista versloeg. In hotel Santa Clara Libre aan het Parque Vidal zijn de kogelgaten van de gevechten nog te zien.

Dauwtrappen

10 maart Trinidad – Sancti Spíritus

Het is nog donker als we ontbijten. Langzaamaan komt de zon tevoorschijn. Pas als Maryoley, van onze casa, wat zegt over zomertijd valt het kwartje. We zijn een uur vroeger dan anders.

We pakken onze fietsen, rijden ze door de huiskamer, langs de altaartjes, over de kaurischelpen, de straat op. Het zijn allemaal dingen die horen bij het Afro-Cubaanse geloof, ofwel santería. Het is gebaseerd op het Yorubageloof uit West-Afrika en de verplichting die slaven hadden om zich tot het katholicisme te bekeren.

Het is echt nog vroeg. Wat verderop in de straat staat een kar met een watertank. Het lijkt erop dat mensen hier hun drinkwater halen. Het licht is mooi, er hangen nog flarden mist tegen de bergen en op het gras in de berm ligt dauw. Net buiten de stad is het uitzicht over de vallei fantastisch, zo groen met grote velden bananen en palmen.

We rijden op ons gemak. In de schaduw in de berm zien we opnieuw de twee Duitse meiden. Ze delen hun bananen met ons. Wat verder op rijdt ons een taxi achterop, iets wat lijkt op een blauwe Volvo Amazone. Er wordt enthousiast gezwaaid. Het zijn de Nederlanders zijn waar we gisteravond mee hebben zitten borrelen.

Het blijft de hele weg behoorlijk groen, we zien rose bloesems aan de bomen. Theorie van vandaag is dat dat komt omdat wolken tegen de bergen blijven hangen. Eindpunt van vandaag is Sanctí Spiritus, inderdaad de heilige geest. We vragen ons af wie dat ooit bedacht heeft. We rijden over een geel geverfde brug de stad in. Het blijkt de oudste bakstenen brug van Cuba te zijn. Aan het eind van de straat lokt een blauwe kerktoren, maar naast de brug zit een prima taverna.

Trinidad

8 maart Cienfuegos – Trinidad

We ontbijten op het gemak, want we gaan het stuk naar Trinidad in twee dagen doen. Ergens onderweg blijven we een nachtje aan het strand. Het is de kwaliteit van het wegdek dat het fietsen makkelijk maakt. We verbazen ons over het vuil in de berm. Maar wat kun je verwachten in een land waar geen brandstof is voor de vuilniswagens?

Het is niet druk op de weg. Het lijken vooral taxis en toeristenbussen die ons passeren. Het plaatselijke verkeer maakt gebruik van paardenkracht. We verbazen ons al lang niet meer over ruiters, die als cowboys langs rijden.

Na een kilometer of 40 is de afslag naar Villa Guajimico. Zo’n afslag is slecht herkenbaar, want in Cuba is geen reclame. Er zijn alleen borden om het revolutionaire moreel hoog te houden. In Guajimico arriveren we bij een aantal gekleurde huisjes rond een baai. Het is nog vroeg, maar op deze plek willen we graag een nachtje blijven. Helaas is alles volgeboekt. Dus rijden we terug naar de grote weg. Wat verderop zitten twee Duitse meiden in de schaduw. Naast hen liggen de huurfietsen uit Havana. Zij zijn op weg naar Santiago de Cuba. Dat betekent nog 600 kilometer tegenwind.

Een kilometer of tien verder komen we bij het strand van Yaguanabo. Het ziet eruit als een groot vakantiepark. De aquagym joelt ons tegemoet.We twijfelen of we hier zin in hebben, maar het is erg warm. De keuze wordt voor ons gemaakt, ook hier is alles volgeboekt. We installeren ons op het terras, we gaan eerst lunchen en wat van de hitte uitzitten. Dan vermaken we ons over de fietsers van een Duits reisgezelschap. Hun fietsen, model Gazelle, worden achteloos neergekwakt. Er wordt meteen bier geregeld. De eerste blikken bier zijn al open getrokken als hun gids met de laatste fietsers arriveert.

Wij weten dat we de laatste 25 kilometer naar Trinidad nog moeten trappen. We verzamelen moed en nemen een extra kop koffie. Het is zo’n 40 graden. De tegenwind verkoelt, maar een windje mee zou ook wel weer eens fijn zijn. We passeren een riviermonding. De wind over het water verkoelt. De zee is turquoise, er is weinig commercie. In de verte zien we Trinidad liggen. Als een van de weinige Cubaanse steden ligt het boven op een heuvel. Toen de stad in 1514 gesticht werd, werd geen rekening gehouden met oververhitte fietsers. De stad heeft een mooi historisch centrum, we krijgen er een eerste glimp van mee. We voelen met name de originele kasseien. Zelfs na vijfhonderd jaar zijn ze onvoldoende afgesleten om de stad soepel binnen te kunnen fietsen.

Cienfuegos

7 maart Playa Larga – Cienfuegos

We wachten een buitje af en dan zitten we voor achten op de fiets voor de 80 kilometer naar Cienfuegos. Het eerste stuk rijden we door het bos. De weg is vlak en heeft weinig gaten en er is niemand. In de eerste 25 kilometer zien we drie auto’s. Het schiet lekker op.

Wat verderop stoppen we bij een rijstveld. Een boer komt op ons af. Hij vertelt dat alles met de hand geplant is. Hij klaagt over Cuba. Er is niets te krijgen in de naburige winkels en behalve rijst en bonen is er niets te eten.

Als we verder rijden zien we voor het eerst een trekker op het land. Hier staan pas ingeplante bananen en suikerriet. We zien zelfs grootschalige beregeningsinstallaties, maar we vragen ons af of ze ooit gebruikt worden.

In het laatste dorp voor de grote weg stoppen we om wat te drinken. We eten er een broodje boter bij. Als altijd kijken we onze ogen uit naar de voorbijgangers, stoere mannen met paardenhalsters op de schouder maar met blinkend witte rubberlaarzen, vrouwen met felgekleurde leggings om het omvangrijke achterwerk, paard en wagens. Het blijft een feest.

De volgende 30 kilometer moeten we over de snelweg. We hebben de wind vol op kop. Met deze temperatuur is dat niet erg. De weg is niet druk, maar wat er rijdt, rijdt hard. Als we de bollen van een raffinaderij zien weten we dat we bijna in Cienfuegos zijn. De stad maakt een prettige indruk als we er via de hoofdstraat binnen rijden. Onze casa vinden we een paar blokken verderop, in een straat vol muurschilderingen.

Varkensbaai

6 maart Playa Larga – Playa Giron

Gisteren hebben we een stukje afgesneden met een taxi. We zijn uitgekomen in Playa Larga, aan de Caribische kust. Onze casa ligt direct aan het strand, het uitzicht is fantastisch. Toch zijn er niet veel toeristen. We lunchen bij de buren, de rekening is in euro’s. Het blijkt dat ze sparen om te emigreren naar de kinderen in Amerika.

Playa Grande is een klein rommelig dorp. Hoe anders zou het er uit gezien hebben als ooit de invasie van Varkensbaai gelukt zou zijn. Nu staan er nog een grote tank en een bord als propaganda voor de revolutie.

Er is één weg naar Playa Girón. Toch is er amper verkeer. We rijden naast elkaar, Carry rechts van de weg en ik links, met de gaten in het midden. Links van de weg is een natuurreservaat. Het is volgroen met alle soorten palmen in de berm. Ook rechts van de weg is het groen, met doorkijkjes naar de oceaan die meer en meer turquoise wordt.

Steeds weer stoppen we om te genieten van het uitzicht, met palmen en de oceaan. We vinden een fantastisch grote schelp. We zien fossielen in de stenen. En we fietsen op het gemak door.

We blijven vannacht in Playa Girón, aan de kust. Het is enige tussenstop op de weg naar Cienfuegos. In Playa Girón vond de Amerikaanse invasie van Varkensbaai plaats. Je kunt er niet omheen als je het dorp binnen rijdt. Er is zelfs een museum. Smullend van het jargon laten we ons overspoelen door de propaganda.

De ontvangst in de casa is hartelijk. Het maakt niet uit dat we vroeg zijn, we krijgen meteen koffie. Als we overleggen over het eten van vanavond glinsteren de ogen van de eigenaar. Het is duidelijk dat hij alles wat zijn vrouw maakt heerlijk vindt. Maar nu gaan we eerst zwemmen!